De viering van het Paastriduum

De grootste mysteries van de verlossing der mensheid viert de Kerk jaarlijks vanaf de avondmis van Witte Donderdag tot en met het avondgebed van paaszondag. Deze tijdspanne wordt  ‘triduüm van de gekruisigde, begraven en verrezen Heer’ genoemd; men spreekt zelfs van ‘paastriduum’, omdat hierin het paasmysterie - d.w.z. de overgang van de Heer uit deze wereld naar de Vader - tegenwoordig wordt gesteld en voltrokken. Door dit mysterie onder liturgische en sacramentele tekenen te vieren verenigt de Kerk zich in een innige gemeenschap met Christus, haar Bruidegom. (Paschalis sollemnitatis, 38)

Paasvasten

Heilig is het paasvasten op de eerste en tweede dag van het triduüm, waarop volgens de oud-christelijke traditie de Kerk vast “omdat de Bruidegom is weggenomen” (vgl. Mc. 2,19-20). Op Goede Vrijdag moet overal het vasten met onthouding in acht worden genomen en het verdient aanbeveling dat dit op Stille Zaterdag wordt voortgezet, zodat de Kerk onthecht en ontvankelijk tot de vreugde van de verrijzenis des Heren komt.  (Paschalis sollemnitatis, 39)

Voldoende assistenten

Voor een goede viering van het paastriduum is een voldoende aantal assistenten en dienaars nodig; zij behoren nauwkeurig onderricht te zijn in alles wat zij moeten doen. De priesters mogen niet vergeten de betekenis en het verloop van de vieringen zo goed mogelijk uit te leggen en de gelovigen voor te bereiden op een actieve en vruchtbare deelname. (Paschalis sollemnitatis, 41)

Gezamenlijke deelname aan vieringen in belangrijkere kerken

Het is beter dat kleine religieuze gemeenschappen en andere gemeenschappen van leken deelnamen aan de vieringen van het paastriduum in meer belangrijke kerken. Evenzo, waar niet voldoende deelnemers, dienaars en zangers aanwezig kunnen zijn, zullen de plechtigheden van het paastriduum niet worden gehouden en zullen de gelovigen in een meer belangrijke kerk samenkomen. Ook waar verscheidenen kleine parochies aan één priester zijn toevertrouwd, is het beter dat de betreffende gelovigen zich zoveel mogelijk verenigen in de voornaamste kerk om aan deze vieringen deel te nemen.

Waar echter een pastoor de zorg heeft voor twee of meer parochies waarvan de gelovigen in grote getale aan de vieringen deelnemen en deze met de vereiste zorg en plechtigheid kunnen plaatsvinden, mag hij, in het belang van de gelovigen, de vieringen van het paastriduum herhalen met inachtneming van de geldende normen. (Paschalis sollemnitatis, 43)