3e zondag van de Veertigdagentijd (Jaar B)
Op de derde, vierde en vijfde zondag van de Veertigdagentijd in jaar B worden teksten van de evangelist Johannes gelezen over de aanstaande verheerlijking van Christus door diens kruis en verrijzenis. Op de derde zondag verhaalt het evangelie (Joh. 2,13-25) over het handelen van Jezus die bij het naderen van het Paasfeest de tempel reinigde; Hij verantwoordde zijn optreden door te verwijzen naar zijn eigen lichamelijke dood en naar zijn verrijzenis: “Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen”. Daarmee doelde Jezus op de tempel van zijn lichaam.
Omdat de evangelies over de Samaritaanse vrouw, de blindgeborene en de opwekking van Lazarus (in het A-jaar) van het grootste belang zijn met het oog op de christelijke initiatie, kunnen zij eveneens genomen worden in het B- en C-jaar, vooral daar waar er catechumenen zijn.
Liturgische bijzonderheden
Eerste onderzoek van de uitverkoren doopkandidaten
Op de derde zondag van de veertigdagentijd vindt het eerste onderzoek plaats van de uitverkorenen voor het doopsel met Pasen; het is voor hen de periode van innerlijke zuivering en verlichting.
Wanneer deze ritus plaats vindt, worden de lezingen van het jaar A gebruikt met als evangelielezing die over de Samaritaanse vrouw. Wanneer de plechtigheid omwille van pastorale redenen niet op deze dag kan plaatsvinden, neme men andere zondagen van de veertigdagentijd of zelfs daarvoor in aanmerking komende weekdagen. Omdat het evangelie over de Samaritaanse vrouw, van het grootste belang is in verband met de christelijke initiatie, kan het – ook al behoort het tot het A-jaar – toch in het B- en C-jaar gelezen worden, vooral waar doopleerlingen zijn (Paschalis sollemnitatis, 24).
Over de uitverkorenen voor het doopsel wordt een smeekgebed en exorcisme uitgesproken, hun worden de handen opgelegd en zij worden weggezonden. Daarna wordt de eucharistie gevierd te beginnen met de voorbede (het gebed van de gelovigen, gevolgd door de geloofsbelijdenis (aan de uitverkorenen zal later de geloofsbelijdenis worden toevertrouwd); daarna vervolgt de eucharistie op de gebruikelijke wijze vanaf de bereiding van de offergaven. (vgl. Het doopsel van volwassenen, p.77-82)
De ritus van de overdracht van de geloofsbelijdenis
De overdracht van de geloofsbelijdenis aan de uitverkorenen heeft bij voorkeur plaats in de week die op het eerste onderzoek volgt. De gebruikelijke weekdaglezingen worden dan vervangen door daarvoor aangewezen toepasselijke perikopen. Na de homilie vindt de overdracht van de geloofsbelijdenis plaats; dit gebeurt doordat de celebrant (al dan niet met de gemeenschap van de gelovigen) de geloofsbelijdenis opzegt ten aanhoren van de uitverkorenen. Daarna volgt een gebed over de uitverkorenen. (vgl. Het doopsel van volwassenen, p. 92-96)