4e zondag van de veertigdagentijd (Jaar A)
De vierde zondag van de veertigdagentijd baadt in licht, een licht dat tot uitdrukking wordt gebracht op deze zondag "Laetare" door de liturgische kleding met een lichtere kleur en door de bloemen die de kerk versieren.
Band met het doopsel
De band tussen paasmysterie, doopsel en licht wordt samengevat in een vers van de tweede lezing: "Ontwaak, slaper, sta op uit de dood en Christus' licht zal over u stralen". Deze band klinkt opnieuw en vindt een verdere uitwerking in de prefatie: "Want door het mysterie van zijn menswording heeft hij het menselijk geslacht dat in duisternis wandelde, geleid naar het stralend licht van het geloof; en zij die geboren werden als slaven van de oude zonde, heeft Hij door het bad van de wedergeboorte verheven tot uw aangenomen kinderen". Deze verlichting, begonnen met het doopsel, wordt versterkt, telkens wanneer wij de Eucharistie ontvangen, op het ogenblik dat door de woorden van de blindgeborene wordt onderstreept in de antifoon bij de communie: "De Heer heeft mijn ogen bestreken met slijk; ik ben mij gaan wassen en kon toen weer zien. Sindsdien geloof ik in God". (Homiletisch Directorium, nr. 73)
De lezingen en gebeden
Het is echter geen wolkenloze hemel die wij op deze zondag aanschouwen. Het proces van het "zien" is in de praktijk veel ingewikkelder dan zoals dat wordt beschreven in het beknopte verhaal van de blinde. De eerste lezing waarschuwt ons: "Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte ... een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer naar het hart". Het betreft een heilzame waarschuwing zowel voor de uitverkorenen, bij wie de verwachting groeit bij het naderen van Pasen, als voor de rest van de gemeenschap. Het gebed na de communie bevestigt dat God ieder die ter wereld komt, verlicht: maar de uitdaging bestaat erin dat wij ons meer of minder intens naar het licht wenden of ons ervan verwijderen.
Het is goed om te letten op het voortschrijdend zien van de blindgeborene en de groeiende blindheid van de tegenstanders van Jezus. De genezen man begint zijn genezer te beschrijven als de "mens Jezus"; vervolgens belijdt hij dat het een profeet is; en ten slotte verkondigt hij: "Ik geloof, Heer!" en aanbidt hij Jezus. De Farizeeën van hun kant worden steeds blinder: in het begin geven zij toe dat het wonder is geschied, vervolgens ontkennen zij uiteindelijk dat het om een wonder is gegaan en ten slotte jagen zij de genezen man de synagoge uit. Gedurende het hele verhaal verzekeren de Farizeeën met stelligheid wat zij weten, terwijl de blinde zijn eigen onwetendheid toegeeft. De passage uit het evangelie sluit af met Jezus die waarschuwt dat zijn komst een crisis heeft veroorzaakt in de letterlijke zin van het woord, ofwel een oordeel: Hij schenkt het gezicht aan de blinde, maar zij die zien, worden blind. Als antwoord op de tegenwerping van de Farizeeën zegt Hij: "Als gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben, maar nu gij zegt: wij zien, blijft uw zonde". De verlichting, ontvangen in het doopsel, moet een uitstraling hebben te midden van de licht- en de schaduwzijden van onze pelgrimstocht, en zo bidden wij na de communie: "God, ... verlicht onze geest met het licht van uw genade, zodat onze gedachten altijd uitgaan naar wat U welgevallig is en wij U oprecht kunnen beminnen". (Homiletisch Directorium, nr. 74)
Liturgische bijzonderheden op de 4e zondag van de veertigdagentijd
Gebruik van muziekinstrumenten
Op zondag "Laetare", de vierde zondag van de veertigdagentijd, is het gebruik van muziekinstrummenten toegestaan en mag het altaar met bloemen worden versierd. Op deze zondag kunnen gewaden van roze kleur gebruikt worden. (Paschalis sollemnitatis, 25)
Kleur paars of roze van de gewaden
Voor de liturgische gewaden wordt tijdens de veertigdagentijd de kleur paars gebruikt, maar waar dit gewoonte is kan overeenkomstig het traditionele gebruik op zondag 'Laetare'(vierde zondag in de veertigdanetijd de kleur roze gebruikt worden. (Algemeen Statuut Romeins Missaal, nr. 346 c en f)
Tweede onderzoek van de uitverkoren doopkandidaten
Op de vierde zondag van de veertigdagentijd vindt het tweede onderzoek plaats van de uitverkorenen voor het doopsel met Pasen; het is voor hen de periode van innerlijke zuivering en verlichting.
Wanneer deze ritus plaats vindt, worden de lezingen van het jaar A gebruikt met als evangelielezing die over de blindgeborene. Wanneer de plechtigheid omwille van pastorale redenen niet op deze dag kan plaatsvinden, neme men andere zondagen van de veertigdagentijd of zelfs daarvoor in aanmerking komende weekdagen. Omdat het evangelie over de blindgeborene, van het grootste belang is in verband met de christelijke initiatie, kan het – ook al behoort het tot het A-jaar – toch in het B- en C-jaar gelezen worden, vooral waar doopleerlingen zijn (Paschalis sollemnitatis, 24).
Over de uitverkorenen voor het doopsel wordt een smeekgebed en exorcisme uitgesproken, hun worden de handen opgelegd en zij worden weggezonden. Daarna wordt de eucharistie gevierd te beginnen met de voorbede (het gebed van de gelovigen, gevolgd door de geloofsbelijdenis (aan de uitverkorenen zal later de geloofsbelijdenis worden toevertrouwd); daarna vervolgt de eucharistie op de gebruikelijke wijze vanaf de bereiding van de offergaven. (vgl. Het doopsel van volwassenen, p. 82-87)