5e zondag van de veertigdagentijd (Jaar A)
Het evangelie van de vijfde zondag van de veertigdagen spreekt over de opwekking van Lazarus uit de dood.
"Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga erheen om hem te wekken". De aansporing van de heilige Paulus van voorafgaande zondag om wie is ingeslapen, te wekken vindt een levende uitdrukking in het laatste en grootste van de "tekenen" van Jezus in het vierde evangelie: de opstanding van Lazarus. De definitieve natuur van de dood, beklemtoond door het feit dat Lazarus al vier dagen is gestorven, lijkt een nog grotere hindernis dan het laten stromen van water uit een rots of dan het teruggeven van het zicht aan een blindgeborene. En toch doet Marta, geconfronteerd met een dergelijke situatie, een geloofsbelijdenis die overeenkomt met die van Petrus: "Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt". Haar geloof is niet gelegen in wat God in de toekomst zou kunnen vervullen, maar in hetgeen wat God nu aan het vervullen is: "Ik ben de verrijzenis en het leven". Dat "Ik ben", dat loopt door heel het verhaal van Johannes heen loopt, is een duidelijke toespeling op de zelfopenbaring van God aan Mozes, en verschijnt in de evangeliepassages van al deze zondagen. Wanneer de Samaritaanse over de Messias spreekt, antwoordt Jezus haar: "Dat ben Ik, die met u spreekt". In het verhaal van de blinde zegt Jezus: "Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld". En op deze dag zegt Hij: "Ik ben de verrijzenis en het leven". De sleutel om dit leven te ontvangen is het geloof: "Gelooft gij dit?". Maar zelfs Marta aarzelt na haar vurige geloofsbelijdenis en wanneer Jezus haar vraagt de steen van het graf weg te nemen, werpt zij tegen dat hij al riekt. Hier worden wij nogmaals eraan herinnerd dat het volgen van Christus een plicht is die het hele leven duurt, en dat wij -, of wij nu ons erop voorbereiden de initiatiesacramenten over twee weken te ontvangen, of al zoveel jaar als katholieken hebben geleefd -, onafgebroken moeten vechten om ons geloof in Christus te versterken en te verdiepen. (Homiletisch Directorium, nr. 75)
De verrijzenis van Lazarus is de vervulling van de belofte van God die in de eerste lezing wordt verkondigd bij monde van de profeet Ezechiƫl: "Ik ga uw graven openen; in massa's zal Ik u uit uw graven wegvoeren". De kern van het paasmysterie bestaat in het feit dat Christus is gekomen om te sterven en opnieuw te verrijzen, om voor ons precies te doen wat Hij voor Lazarus heeft gedaan: "Maakt hem los en laat hem gaan". Hij maakt ons niet alleen los van de fysieke dood, maar ook van zoveel andere vormen van de dood, die ons teisteren en blind maken: zonde, rampspoed en verbroken relaties. Voor ons christenen is het dus essentieel ons voortdurend onder te dompelen in zijn paasmysterie, - zoals de prefatie van deze dag verkondigt: "Hij, waarlijk mens, heeft geweend om zijn vriend Lazarus, Hij, eeuwige God, heeft hem doen opstaan uit het graf, en Hij is het die, in zijn ontferming over het menselijk geslacht, ons door de heilige geheimen naar het nieuwe leven leidt". De wekelijkse ontmoeting met de gekruisigde en verrezen Heer brengt ons geloof tot uitdrukking in het feit dat Hij is, hier en nu, onze verrijzenis en ons leven. Deze overtuiging stelt ons in staat Hem de volgende zondag te begeleiden bij zijn intocht in Jeruzalem, zeggend met Thomas: "Laten ook wij gaan om met Hem te sterven". (Homiletisch Directorium, nr. 76)
Liturgische bijzonderheden
Het bedekken van kruisen en beelden
Het gebruik om de kruisen en beelden in het kerkgebouw te bedekken vanaf de vijfde zondag van de veertigdagen kan in ere gehouden worden. (Paschalis sollemnitatis, 26). De kruisen blijven bedekt tot na de liturgische viering van het lijden en sterven van de Heer op Goede Vrijdag, de beelden tot aan het begin van de Paaswake. (Paschalis sollemnitatis, 26). Wanneer dit bedekken van de kruisen niet gebeurt op de zaterdag voorafgaand aan de liturgie van de vijfde zondag van de veertigdagentijd, verdient het aanbeveling om dit alsnog te doen na de avondmis van Wittre Donderdag, en dan met een rode of paarse doek (Paschalis sollemnitatis 57).
Wanneer op Goede Vrijdag bij de ritus van de kruisaanbidding gekozen wordt voor het binnendragen en onthullen van het bedekte kruis (Altaarmissaal p. 330, eerste vorm van kruistoning) is het aan te bevelen dat de kruisbeelden bedekt zijn vanaf deze vijfde zondag van de veertigdagentijd, resp na de avondmis van Witte Donderdag.
Derde onderzoek van de uitverkoren doopkandidaten
Op de vijfde zondag van de veertigdagentijd vindt het derde onderzoek plaats van de uitverkorenen voor het doopsel met Pasen; het is voor hen de periode van innerlijke zuivering en verlichting.
Wanneer deze ritus plaats vindt, worden de lezingen van het jaar A gebruikt met als evangelielezing die over de opwekking van Lazarus. Wanneer de plechtigheid omwille van pastorale redenen niet op deze dag kan plaatsvinden, neme men andere zondagen van de veertigdagentijd of zelfs daarvoor in aanmerking komende weekdagen. (Paschalis sollemnitatis, 24).
Over de uitverkorenen voor het doopsel wordt een smeekgebed en exorcisme uitgesproken, hun worden de handen opgelegd en zij worden weggezonden. Daarna wordt de eucharistie gevierd te beginnen met de voorbede (het gebed van de gelovigen, gevolgd door de geloofsbelijdenis (aan de uitverkorenen zal later de geloofsbelijdenis worden toevertrouwd); daarna vervolgt de eucharistie op de gebruikelijke wijze vanaf de bereiding van de offergaven. (vgl. Het doopsel van volwassenen, p. 87-91)
De ritus van de overdracht van het Gebed des Heren
Het gebed des Heren behoort van oudsher tot het bezit van hen die de geest van het kindschap van God in het doopsel hebben ontvangen; als pasgeborenen zullen zij het samen met andere gedoopten uitspreken bij de eerste eucharistieviering waaraan zij zullen deelnemen.
De overdracht van het Gebed des Heren aan de uitverkorenen heeft bij voorkeur plaats in de week die op het derde onderzoek volgt. De gebruikelijke weekdaglezingen worden dan vervangen door daarvoor aanbevolen toepasselijke perikopen. De overdrachyt gebeurt door de voorlezing van het evangelie, waarin Jezus zijn leerlingen het "Onze Vader" voorhoudt (Mt. 6,9-13). Na de homilie volgt een gebed over de uitverkorenen. (vgl. Het doopsel van volwassenen, p. 97-99)