Engelen in liturgie en devotie

Eind september en begin oktober staan in het liturgische jaar engelen op de voorgrond. Op 29 september viert de Kerk tegelijkertijd het feest van drie aartsengelen, nl. de heilige aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël. De Heilige Schrift spreekt over de zending die ieder van hen van godswege heeft gekregen in bijbelse tijden. “Ook nu nog dienen ze God dag en nacht en terwijl zij zijn gelaat aanschouwen, verheerlijken zij Hem zonder ophouden”, aldus het Romeins Martyrologium.

Enkele dagen later, op 2 oktober vindt de liturgische gedachtenis plaats van de heilige Engelbewaarders. Zij zijn in de eerste plaats geroepen om Gods aanschijn in volle glans te aanschouwen; ze hebben ook van de Heer de opdracht gekregen om met hun onzichtbare, maar zorgzame aanwezigheid de mensen te helpen en bij te staan.

Wat zijn engelen?

Met de heldere en sobere taal van de catechismus (nr. 328) leert de Kerk: “Het bestaan van geestelijke, niet lichamelijke wezens die de Schrift gewoonlijk engelen noemt, is een geloofswaarheid. Het getuigenis van de Schrift is even duidelijk als de eenstemmigheid in de Overlevering dit is.” Volgens de Schrift zijn de engelen boodschappers van God, “machtige uitvoerders van zijn bevel … trouwe knechten die doen wat Hij wil” (Ps. 103, 20), in dienst van zijn heilsplan, “uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd” (Heb. 1, 14).

Engelen in het Oude Testament

Talrijke episoden uit het Oude en het Nieuwe Testament spreken over het ingrijpen van heilige engelen. De engelen sluiten de poorten van het aards paradijs (vgl. Gen. 3, 24), redden Hagar en haar kind Ismaël (vgl. Gen. 21, 17), houden de hand van Abraham tegen die op het punt staat Isaak te offeren (vgl. Gen. 22, 11), kondigen wonderbare geboortes aan (vgl. Re. 13, 3-7), bewaken de schreden van de rechtvaardige (vgl. Ps. 91, 11), prijzen de Heer onophoudelijk (vgl. Jes. 6, 1-4) en brengen de gebeden van de heiligen voor God (vgl. Apok. 8, 3-4). De bijbel vermeldt ook het ingrijpen van een engel ten gunste van de profeet Elia, op de vlucht en uitgeput (vgl. 1 Kon. 19, 4-8), ten gunste van Azarja en zijn gezellen die in de oven zijn geworpen (vgl. Dan. 3, 49-50), van Daniël die in de leeuwenkuil is opgesloten (vgl. Dan. 6, 23); bekend is de geschiedenis van Tobias waarin Rafaël, “een van de zeven heilige engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot voor de heerlijke troon van de Heilige” (Tob. 12, 15), veel diensten verricht ten gunste van Tobit, zijn zoon Tobias en zijn vrouw Sara (Directorium over volksvroomheid en liturgie, nr. 214).

Engelen in het Nieuwe Testament

In het leven van Jezus is het aantal episoden niet gering waarin de engelen een bijzondere rol spelen: de engel Gabriël kondigt Maria aan dat zij zwanger zal worden en de Zoon van de Allerhoogste zal baren (vgl. Luc. 1, 26-38) en eveneens een engel onthult aan Jozef de bovennatuurlijke oorsprong van het moederschap van de Maagd (vgl. Mat. 1, 18-25). De engelen brengen de herders van Bethlehem de blijde boodschap van de geboorte van de Heiland (vgl. Luc. 2, 8-14). De “engel van de Heer” beschermt het leven van het kind Jezus dat door Herodes bedreigd wordt (vgl. Mat. 2, 13-20). De engelen staan de Heer bij in de woestijn (vgl. Mat. 4, 11) en sterken Hem in zijn doodsstrijd (vgl. Luc. 22, 43). Zij verkondigen aan de vrouwen die naar Jezus’ graf gegaan zijn, dat hij “verrezen is” (vgl. Marc. 16, 1-8) en zij treden ook op bij de hemelvaart om de betekenis ervan aan de leerlingen te openbaren en te verkondigen dat “Jezus … op dezelfde wijze zal wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan” (Hand. 1, 11).

Van belang zijn ook de aansporing van Jezus om niet één van de kleinen te minachten die in Hem geloven, “want zij hebben engelen in de hemel en deze aanschouwen voortdurend het aangezicht van mijn Vader die in de hemel is” (Mat. 18, 10), en het troostend woord dat “er vreugde is bij de engelen van God over één zondaar die zich bekeert” (Luc. 15, 10). Ten slotte verwoordt het evangelie dat “de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen” (Mat. 25, 31) om levenden en doden te oordelen en de geschiedenis te voltooien (Directorium over volksvroomheid en liturgie, nr. 214).

De liturgische verering van engelen door de Kerk

De Kerk, die bij het begin bewaakt en verdedigd werd door het dienstwerk van de engelen (vgl. Hand. 5, 17-20; 12, 6-11) en die voortdurend hun “mysterieuze en machtige hulp ondervindt”, vereert deze hemelse geesten en vol vertrouwen vraagt zij om hun voorspraak.

In de loop van het liturgisch jaar herdenkt de Kerk de deelname van de engelen aan de heilsgebeurtenissen, en viert hun gedachtenis op enkele bijzondere dagen. Op 29 september die van de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël, op 2 oktober die van de engelbewaarders.

Aan hen wijdt zij een votiefmis, waarvan de prefatie verkondigt dat “Gods heerlijkheid straalt in de engelen”. In de viering van de goddelijke mysteries voegt zij zich bij het gezang van de engelen om de heerlijkheid van de driewerf heilige God te verkondigen (vgl. Jes. 6, 3) en roept zij hun hulp in om de gaven van de eucharistie “te dragen tot op uw altaar in den hoge, voor […] uw goddelijke majesteit”. In hun tegenwoordigheid viert men de dienst van lofprijzing (vgl. Ps. 137, 1). Aan het dienstwerk van de engelen vertrouwt zij de gebeden van de gelovigen toe (vgl. Apok. 5, 8; 8, 3), de smart van de boetelingen, de verdediging van de onschuldigen tegen de aanvallen van de Boze. Zij smeekt God op het einde van de dag zijn engelen te zenden om degenen die bidden, in vrede te bewaren. Zij bidt dat de hemelse geesten hen die gaan sterven, te hulp komen en bij de begrafenisritus smeekt zij dat de engelen de ziel van de overledene naar het paradijs begeleiden en over zijn graf waken (Directorium over volksvroomheid en liturgie, nr. 215).

Engelen in de volksdevotie

Eeuwenlang is in de traditie van de Kerk de geloofsovertuiging met betrekking tot het dienstwerk van de engelen vertaald in uitingen van godsvrucht. Engelen zijn gekozen als schutspatronen van steden en beschermers van gilden. Ter ere van hen zijn heiligdommen opgericht zoals Mont-Saint Michel in Normandië, en feestdagen vastgesteld. Hymnen zijn gecomponeerd en oefeningen van godsvrucht samengesteld.

In het bijzonder heeft de volksvroomheid de devotie tot de engelbewaarder ontwikkeld. Reeds de heilige Basilius de Grote (+ 379) leerde dat “iedere gelovige een engelbewaarder en herder naast zich heeft om hem naar het leven te geleiden”. Deze oude leer werd steeds hechter in haar bijbelse en patristieke fundamenten en deed verschillende uitingen van godsvrucht ontstaan, totdat zij in de heilige Bernardus van Clairvaux (+ 1153) een belangrijke bevorderaar vond van de devotie tot de engelbewaarders. Voor hem zijn zij een bewijs “dat de hemel niets nalaat dat ons kan helpen”, waardoor hij ons “die hemelse geesten ter zijde” stelt “om ons te beschermen, te onderrichten en te geleiden”.

De devotie tot de engelbewaarders maakt ook een levensstijl mogelijk die gekenmerkt wordt door:
- een godvruchtige dankbaarheid jegens God, die geesten van een zo grote heiligheid en waardigheid ten dienste van de mensen heeft gesteld;
- een houding van waardigheid en godsvrucht, opgewekt door het bewustzijn in de tegenwoordigheid van de heilige engelen te zijn;
- een sereen vertrouwen bij het trotseren van moeilijke situaties, omdat de Heer de gelovige door het dienstwerk van de engelen geleidt en bijstaat op de weg van de gerechtigheid.

Onder de gebeden tot de engelbewaarder is het gebed “Engel van God” bijzonder verbreid, dat van oudsher in menig gezin deel uitmaakt van het morgen- en avondgebed en dat ook het bidden van de Engel des Heren begeleidt (vgl. Directorium over volksvroomheid en liturgie, nr. 216):
“Engel van God die mijn bewaarder zijt,
aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd,
verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij.
Amen.”

Afwijkingen in de devotie

De gewettigde en heilzame volksvroomheid met betrekking tot de engelen kan echter ook aanleiding geven tot afwijkingen, bijvoorbeeld:
- wanneer, zoals soms gebeurt, een verkeerde opvatting post vat in de overtuiging dat de wereld en het leven onderworpen zijn aan bijv. de onophoudelijke strijd tussen goede en kwade geesten, tussen engelen en demonen, waarbij de mens overweldigd wordt door machten die boven hem staan en waartegen hij niets kan uitrichten. Omdat deze opvatting de gelovige zijn verantwoordelijkheid ontneemt, beantwoordt zij niet aan de echte evangelische visie op de strijd tegen de Boze: die strijd vraagt van de leerling van Christus morele inzet, keuze voor het evangelie, nederigheid en gebed;
- wanneer de dagelijkse voorvallen van het leven op een schematische en simplistische, bijna infantiele wijze opgevat worden doordat men aan de Boze ook de geringste tegenspoed toeschrijft en daarentegen aan de engelbewaarder ieder succes en iedere verwezenlijking van ambities, die weinig of niets te maken hebben met de voortgang van de mens op zijn tocht naar het bereiken van volwassenheid in Christus. Af te keuren is ook het gebruik de engelen een bijzondere naam te geven, behalve die van Michaël, Gabriël en Rafaël, die in de Schrift voorkomen (vgl. Directorium over volksvroomheid en liturgie, nr. 217).