Vierde zondag van Pasen (Jaar C)
Aan de vierde zondag van Pasen zijn de lezingen over de Goede Herder toegewezen, d.w.z. in jaar A Joh. 10, 1-10 (“Ik ben de deur van de schapen”), in jaar B Joh. 10, 11-18 (“De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen”) en jaar C Joh. 10, 27-30 (“Ik geef mijn schapen eeuwig leven”). (Ordo lectionum missae, 100 en ibidem, Proprium de tempore, nr. 49-51)
Roepingenzondag, de zondag van de Goede Herder werd in 1964 door paus Paulus VI ingesteld als jaarlijkse wereldbiddag voor roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven, tegen de achtergrond van een sterke terugloop in het aantal roepingen tot het gewijde ambt en het Godgewijde leven.
Sinds de herinvoering van het permanente diaconaat en de liturgieherziening wordt op de roepingenzondag (vierde zondag van Pasen) over de hele wereld ook voor roepingen tot het diaconaat gebeden.
Zo bidt de Kerk op deze dag voor roepingen, met name voor “bijzondere vormen van christelijk leven die in het aan God gewijde leven gestalte krijgen. Dit gebeurt op uiteenlopende wijze in het priesterschap, het afleggen van de professie en de geloften, door intrede in een klooster of apostolische gemeenschap, of ook door toetreding tot een seculier instituut” (H. Johannes Paulus II, Boodschap voor de wereldgebedsdag voor de roepingen, − Kerkelijke documentatie, 1992, p. 91).
Op deze dag bestaat de mogelijkheid om in inleiding op de viering, in homilie en universeel gebed (voorbede) bijzonder aandacht te schenken aan deze roepingen.