Zondag van het Woord van God

21 jan 2024

‘Zondag van het Woord van God’. Met deze titel heeft paus Franciscus met zijn Motu proprio ‘Aperuit illis’ van 30 september 2019 de jaarlijks weerkerende derde zondag in de tijd door het jaar aangewezen. Op deze zondag moet bijzondere aandacht besteed worden aan de viering, bestudering en verspreiding van het Woord van God in het leven van de Kerk. Op 26 januari 2020 gebeurde dat voor de eerste keer.

Intronisatie van het Woord van God

De paus beveelt aan, dat op deze zondag in de viering van de eucharistie de heilige tekst van het Woord van God wordt geïntroniseerd om de gemeenschap duidelijk te maken welke normatieve waarde het Woord van God heeft.

Voor de vormgeving van plechtige intronisatie van het boek met het Woord van God geeft het Algemeen Statuut van het Romeins Missaal een aantal aanwijzingen. Deze wil de Nationale Raad voor Liturgie in herinnering roepen door onderstaande tekst. Daarin staat tussen haakjes steeds de verwijzing naar de betreffende nummering uit het Algemeen Statuut.

Een liturgisch boek voor de lezing van het Woord van God

Het Woord van God wordt in de eucharistie verkondigd door de voorlezing ervan uit het lectionarium. Het evangelie wordt bij voorkeur gelezen vanuit het evangeliarium. Het verdient aanbeveling dat het evangelieboek onderscheiden is van het boek voor de andere lezingen (Algemeen Statuut van het Romeins Missaal, 117). Alleen al uit de vormgeving blijkt dat de Kerk groot respect heeft voor het Woord van God. Er dient voor gezorgd te worden dat het evangeliarium en het lectionarium, die bestemd zijn voor de verkondiging van Gods Woord en daarom een bijzondere verering genieten, in de liturgische handeling werkelijk tekenen en symbolen zijn van het hemelse en daarom waarlijk waardig, sierlijk en mooi zijn (nr. 349).

Het Woord van God is in Jezus Christus mens geworden. Wanneer in de Kerk de heilige Schrift gelezen wordt, spreekt God zelf tot zijn volk en verkondigt Christus, die aanwezig is in zijn woord, het Evangelie (nr. 29).

Om dit te verduidelijken is het aan te bevelen om op de zondag van het Woord van God de betekenis van het Evangelieboek ook aanschouwelijk te maken door enkele liturgische ceremonies die de uitdrukking zijn van de bijzondere zorg en eerbied die de Kerk voor het evangeliarium heeft.

Openingsriten: intredeprocessie met het evangelieboek

Het is voor de eucharistie op deze zondag van het Woord van belang dat er een plechtige intredeprocessie plaatsvindt met wierookdrager, gevolgd door de assistenten die de brandende kaarsen dragen, en tussen hen een acoliet of een andere assistent met het kruis.

Daarna wordt het evangelieboek (maar niet het lectionarium) enigszins omhoog geheven gedragen door de diaken, of bij afwezigheid van een diaken, door een lector (nr. 120). De diaken, resp. de lector die het evangelieboek draagt, gaat voor de priester uit (nrs. 172 en 195).

Wanneer hij die het evangelieboek draagt, bij het altaar is gekomen, gaat hij zonder eerbiedsbetuiging naar het altaar toe en legt het evangelieboek op het altaar neer. De diaken vereert daarna tegelijk met de priester het altaar met een kus (vgl. nr. 173).

Vervolgens wordt het evangelieboek op het altaar neergelegd. Daardoor wordt de nauwe band en eenheid gesymboliseerd tussen het Woord van de Heer en zijn sacramentele aanwezigheid in dit sacrament, tussen liturgie van het Woord en eucharistische liturgie. Het evangeliarium blijft daar liggen tot aan de verkondiging van het Evangelie (nr. 306).

Liturgie van het Woord: evangelieprocessie en lezing vanuit het evangeliarium

In de zondagse eucharistieviering wordt na de tweede lezing (voorafgaand aan de evangelielezing) de evangelieprocessie gevormd.

De lezing van het Evangelie is het hoogtepunt van de liturgie van het Woord. Dat de grootste eerbied eraan betoond moet worden, leert de liturgie zelf, omdat ze deze meer dan de andere lezingen omgeeft met tekens van bijzondere eer, zowel van de kant van de bedienaar die aangesteld is om het te verkondigen en die zich erop voorbereidt door zegen of gebed, of van de kant van de gelovigen die door acclamaties erkennen en belijden dat Christus hier tegenwoordig is en tot hen spreekt, en die staande luisteren naar de lezing; alsook door de tekenen van verering voor het evangelieboek (nr. 60).

De diaken (of bij diens afwezigheid een concelebrant of de celebrerende priester) neemt na een buiging voor het altaar het evangelieboek van het altaar en gaat – voorafgegaan door de wierookdrager met rokend wierookvat en de assistenten met brandende kaarsen – naar het altaar van het Woord, de ambo, terwijl hij het boek enigszins omhoog geheven draagt. De aanwezigen keren zich naar de ambo om de bijzondere eerbied jegens het Evangelie van Christus te tonen. Het evangelieboek wordt op de ambo gelegd (nr. 133).

Na de begroeting van het volk maakt de diaken, resp. priester bij de woorden “Lezing uit het heilig Evangelie” met zijn duim een kruisteken op het boek en daarna op zijn voorhoofd, mond en borst. Voor en na de bewieroking wordt een diepe buiging gemaakt voor het evangelieboek. De bewieroking van dit boek gebeurt met drie opwaartse bewegingen van het wierookvat. Daarna verkondigt de diaken, resp. (con)celebrant het Evangelie (nrs. 133-134; 276-277).

Op het einde ervan spreekt hij de acclamatie uit “Woord van de Heer”, waarop allen antwoorden: “Lof zij U, Christus”. Daarna vereert hij het boek met een kus, terwijl hij in stilte zegt: “Mogen door de woorden van het Evangelie onze zonden worden uitgewist”. In meer plechtige vieringen geeft de bisschop eventueel met het evangelieboek de zegen aan het volk.

Ten slotte kan het evangelieboek naar de credens of een andere geschikte en waardige plaats gebracht worden (nr. 175). Dat betekent dan dat het evangelieboek niet op de ambo blijft liggen.

Een bijzondere, eigen bewaarplaats voor de evangelieboeken is afgebeeld op een mozaïek in het Mausoleum van Galla Placidia te Ravenna, gebouwd in 425 door de gelijknamige Romeinse keizerin (dochter van Theodosius de Grote): in een kast met opengeslagen deuren zijn op twee planken boven elkaar telkens twee afzonderlijke evangelieboeken afgebeeld met daarop de namen van de betreffende evangelisten.