De vierde zondag van de advent (Jaar B)
Op de vierde en laatste zondag van de advent verandert de toon van de adventsverwachting. De atmosfeer van de liturgie gaat van vurige oproepen tot bekering over op de gebeurtenissen die zeer dicht bij de geboorte van Jezus staan. Er is een koerswijziging, die in de tweede prefatie van de advent naar voren wordt gebracht. Alle lezingen – van de profeten tot de apostelen, tot de evangelies – draaien rond het mysterie dat door de aartsengel Gabriël aan Maria wordt verkondigd (vgl. Homiletisch Directorium, 96).
De lezing van het evangelie
Het verhaal van de boodschap aan Maria bij Lucas is het evangelie dat in jaar B wordt gelezen; het wordt gevolgd in hetzelfde evangelie door het bezoek aan Elisabet dat in jaar C wordt gelezen.
Deze gebeurtenissen hebben een bijzondere plaats in de devotie van zeer veel katholieken. Het eerste gedeelte van het gebed, dat als een van de kostbaarste wordt beschouwd, het Weesgegroet, bestaat uit de woorden die door de aartsengel Gabriël en Elisabet tot Maria worden gericht. De boodschap aan Maria is het eerste vreugdevolle geheim van de rozenkrans, het bezoek aan Elisabet is het tweede. Het Angelus-gebed is een uitgebreide meditatie over de boodschap aan Maria, door veel gelovigen iedere dag gebeden − ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. De ontmoeting tussen de aartsengel Gabriël en Maria, over wie de Heilige Geest neerdaalt, wordt in veel meesterwerken van de christelijke kunst weergegeven. Op de vierde zondag van de Advent zou de homileet moeten werken op deze hechte basis van de christelijke devotie en de gelovigen moeten leiden naar een dieper begrip van deze wonderbare gebeurtenissen (vgl. Homiletisch Directorium, 97).
De eerste lezing van jaar B
De eerste lezing van jaar B uit het tweede boek Samuël nodigt ons uit een stap terug te zetten met betrekking tot het tafereel van de Aankondiging, maar de blik hier toch op gericht te houden. De lezing verruimt onze blik door ons de geschiedenis van de dynastie van David te tonen. Zij wil ons helpen om onze aandacht te richten op deze eeuwen van de geschiedenis tot het ogenblik waarop wij de engel voor Maria zien verschijnen.
Het is nuttig om het hele scenario van de gebeurtenis te bekijken. De edelmoedige David wordt geïnspireerd door een edele gedachte, namelijk het bouwen van een huis voor de Heer. Waarom, zo vraagt David zich af, nu hij zich in zijn huis heeft gevestigd en hij dankzij de tussenkomst van de Heer een wapenstilstand heeft gekregen van zijn vijanden, waarom zou de Heer in de ark onder een tent moeten blijven wonen? Waarom niet een huis, een tempel, voor de Heer? Maar de Heer geeft David een geheel niet verwacht antwoord. Op het edelmoedige aanbod van David antwoordt de Heer met zijn eigen goddelijke edelmoedigheid, waarmee hij hetgeen David aanbood of zich ooit had kunnen voorstellen, volledig te boven gaat. De Heer keert het aanbod van David om en zegt: “Gij zult geen huis voor mij oprichten”, “want de Heer zal een huis voor u oprichten” (vgl. 2 Sam. 7, 11), hiermee verwijzend naar een dynastie voor David, die “leve zolang als de zon blijft stralen, zolang de maan aan de hemel staat” (Ps. 72, 5) (vgl. Homiletisch Directorium, 99).
De band tussen de eerste lezing en het evangelie
Terugkerend naar de centrale scène van dit verhaal, zien wij hoe de belofte aan David definitief vervuld is en nogmaals op een niet verwachte wijze. Maria is “verloofd met een man die Jozef heette, uit het huis van David” (Luc. 1, 27). De engel boodschapt aan Maria dat zij een zoon zal baren met de woorden: “God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken” (Luc. 1, 32). Maria zelf is dus het huis dat de Heer bouwt voor de authentieke Zoon van David. En toch wordt ook het verlangen van David om een huis voor de Heer te bouwen op mysterieuze wijze vervuld: met de woorden “mij geschiede naar uw woord” (Luc. 1, 38) bouwt de Dochter van Sion door middel van haar instemming van geloof in een ogenblik de tempel die de Zoon van de allerhoogste God waardig is (vgl. Homiletisch Directorium, 100).
De Kerk vereenzelvigt zich met Maria
In deze laatste dagen van de advent vereenzelvigt de hele Kerk zich met Maria. Op het gezicht van de Kerk zijn de gelaatstrekken van de Maagd geprent. De Heilige Geest is nu werkzaam in de Kerk, zoals Hij altijd werkzaam is geweest. Daarom bidt de priester in het gebed over de offergaven, wanneer de samenkomst op deze zondag het eucharistisch mysterie binnengaat: “God, moge de Geest, wiens kracht Maria heeft overschaduwd, zodat zij moeder werd van de Heer, ook de gaven heiligen die wij op uw altaar hebben neergelegd”.
Door de eucharistie, door de kracht van de Heilige Geest zullen de gelovigen in hun eigen lichaam dragen wat Maria in haar schoot droeg. Evenals Maria zullen zij “haastig” de naaste goed moeten doen. Hun goede daden, gedaan naar het voorbeeld van Maria, zullen dan de anderen verrassen met de tegenwoordigheid van Christus, zodat er in hen een opspringen van vreugde is (Homiletisch Directorium, 109).