Vijfde zondag van Pasen (Jaar C)
Vanaf de vijfde zondag van Pasen verplaatst de dynamiek van de bijbellezingen zich van de viering van de verrijzenis van de Heer naar de voorbereiding op het hoogtepunt van de paastijd, de komst van de Heilige Geest met Pinksteren.
Het feit dat alle Evangelieperikopen op deze zondagen genomen zijn uit de afscheidsredes van Christus aan het einde van het Laatste Avondmaal, onthult de diepe eucharistische betekenis ervan.
Op deze vijfde zondag verhaalt de eerste lezing (uit de Handelingen van de Apostelen) over het missioneringswerk van Paulus en Barnabas en over wat God met hun medewerking tot stand heeft gebracht (Hand. 14, 21-47).
In de tweede lezing, ontleend aan het boek van de Oenbaring, gunt Johannes ons een inkijk in zijn hemels visioen over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, en over het nieuwe Jeruzalem dat van God uit de hemel neerdaalt (Apok. 21, 1-5a).
In het evangelie uit Johannes spreekt Jezus zelf over de verheerlijking en over het nieuwe gebod: dat wij elkaar moeten liefhebben, zoals Hij ons heeft liefgehad (Joh. 13, 31-33a.34-35)