Zesde zondag van Pasen (Jaar C)
"De Vader zal in mijn Naam de Helper zenden, de Heilige Geest" (vgl. Joh. 14, 26)
Vanaf de vijfde zondag van Pasen verplaatst de aandacht van de bijbellezingen zich van de viering van de verrijzenis van de Heer naar de voorbereiding op het hoogtepunt van de paastijd, de komst van de Heilige Geest met Pinksteren. Op deze zesde zondag spreekt de liturgie dan ook over de rol van de Heilige Geest op het levenspad van de Kerk. (vgl. Homiletisch directorium, 55)
De eerste lezing, ontleend aan de Handelingen van de Apostelen, verhaalt op de zesde zondag van Pasen, hoe de apostelen de handen oplegden om de H. Geest mee te delen (Jaar A: Hand. 8, 5-8.14-17), hoe ook over de heidenen de H. Geest werd uitgestort (Jaar B: Hand. 10, 25-26.34-35.44-48) en hoe de H. Geest en de apstelen besloten geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke (Jaar C: Hand. 15, 1.2.22-2).
De tweede lezing geeft uiting aan de geest van vreugdevol geloof en vaste hoop, die eigen is aan deze tijd. Terwijl de apostel Petrus in de lezing van jaar A oproept deze apostel om te getuigen van de hoop die in de christen leeft, omdat Christus, gedood naar het vlees, ten leven werd gewekt naar de Geest (1 Petr. 3,15-18), belijdt de apostel Johannes in de lezing van jaar B, dat God liefde is en als bewijs van zijn liefde zijn Zoon gezonden heeft om ons het leven te brengen; daarom moeten ook wij elkaar liefhebben (1 Joh. 4,7-10). In de tweede lezing van jaar C getuigt dezelfde apostel Johannes dat een engel hem de ommuurde en met poorten omgeven heilige stad, Jeruzalem, toonde, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van Gods heerlijkheid, met als lichtend centrum God zelf en het Lam (Apoc. 21, 10-14.22-23).
Het vers vóór het evangelie is op deze zondag gelijkluidend in de jaren A, B en C. Het is een citaat van Joh. 14, 23, waarin Jezus de kracht en de beloning voor de liefde tot Hem toezegt: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen”.
Het feit dat alle Evangelie-perikopen op deze zondagen genomen zijn uit de afscheidsredes van Christus aan het einde van het Laatste Avondmaal, onthult de diepe eucharistische betekenis ervan. Op de zesde zondag van Pasen zijn (evenals op de vijfde en zevende zondag van Pasen) de evangelie-perikopen genomen uit de rede en het gebed van de Heer na het Laatste Avondmaal.
In jaar A spreekt Jezus in het evangelie over de Geest van de waarheid, de Helper, die op zijn gebed door de Vader gegeven zal worden (Joh. 14, 15-21).
In het evangelie van jaar B houdt Jezus zijn leerlingen voor, dat iemand geen grotere liefde kan hebben dan door zijn leven te geven voor zijn vrienden (Joh. 15, 9-17)
In het evangelie van jaar C belooft Jezus, dat de Heilige Geest zijn leerlingen alles in herinnering zal brengen, wat Hij hun gezegd heeft (Joh. 14, 23-29). (Ordo lectionum Missae, Proprium de tempore, nr. 55-57).