Zegening van Paasvoedsel
Zegening van paaseieren en ander paasvoedsel
Een gevoel van nieuwheid doorstroomt de hele paasliturgie. Nieuw is de natuur, aangezien Pasen op het noordelijk halfrond samenvalt met het ontwaken van de lente. Nieuw zijn vuur en water. Nieuw de harten van de christenen, vernieuwd door de sacramenten van boete en verzoening, en, zoals te wensen is, door de christelijke initiatiesacramenten zelf. Nieuw is, om zo te zeggen, de eucharistie: het zijn tekenen en werkelijkheden die tekenen zijn van de nieuwe toestand van leven, waaraan door Christus met zijn verrijzenis een begin gemaakt is.
Onder de oefeningen van godsvrucht die verband houden met het paasgebeuren, bevinden zich de traditionele zegening van de eieren, symbool van het leven, en de zegening van de maaltijd in het huisgezin. Deze laatste zegening, die bij veel christelijke gezinnen een dagelijkse gewoonte is die aangemoedigd moet worden, krijgt een bijzondere betekenis op paasdag. Met water dat bij de paaswake gezegend is en dat de gelovigen als een prijzenswaardige gewoonte mee naar huis nemen, zegent het gezinshoofd of een ander lid van de huiselijke gemeenschap de feestdis. (Directorium over volksvroomheid en liturgie, 150)
Hieronder vindt met de tekst van het zegengebed over het Paasvoedsel en de feestelijke maaltijd op Pasen (ontleend aan het Klein Rituale, p.328-329):
Het zegengebed van het voedsel op Paasdag
Onze hulp is in de naam van de Heer. Allen: Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Vervolgens wordt een tekst uit de heilige Schrift gelezen, bijv. Lc. 24, 13.15.27-32
Broeders en zusters, luistert naar de woorden uit het heilig evangelie volgens Lucas.
Op de eerste dag van de week waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp, dat Emmaus heette en zestig stadiën van Jeruzalem lag. Terwijl zij aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.” Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag, nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?”
Zegengebed
De ogen van allen zien hoopvol naar U. Allen: Gij geeft hun te rechter tijd spijs.
Gij opent uw hand voor alles wat leeft. Allen: En voldoet aan al hun verlangens.
Brengt dank aan de Heer, want Hij is goedgunstig. Allen: Barmhartig is Hij altijd.
Laat ons bidden.
Heer, na uw verrijzenis zijt Gij verschenen aan uw leerlingen en hebt Gij met hen gegeten. Gij hebt ons aan uw tafel uitgenodigd en het paasmaal met ons gevierd. Wij bidden U: laat ons in paasvreugde eten van dit brood (en deze eieren). Zegen ons ( + ) en deze gaven die wij uit uw milde hand ontvangen. Wees hier onder ons aanwezig. Laat de naastenliefde en de paasvreugde in ons toenemen en breng ons eens samen aan het eeuwig paasmaal in de hemel.
Door Christus onze Heer. Allen: Amen.
Eventueel wordt nu het voedsel met wijwater besprenkeld. Tot slot bidden allen het 'Onze Vader'.