Hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer en de weekdagen tot Pinksteren
Het hoogeest van de hemelvaart van de Heer
Op de veertigste dag na Pasen viert de Kerk het hoogfeest van de Hemelvaart van onze Heer Jezus Christus, die veertig dagen na de verrijzenis ten aanschouwen van zijn leerlingen omhoog werd geheven naar de hemel, waar Hij zit aan de rechterhand van de Vader, totdat Hij komt in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden. (vgl. Romeins Martyrologium, 2008, p. 36)
Het hoogfeest van Hemelvaart behoudt als eerste lezing het verhaal over deze gebeurtenis overeenkomstig de Handelingen van de Apostelen; deze teksten worden aangevuld door de apostolische lezingen over Christus, verheven aan de rechterhand van de Vader. Als lezing uit het Evangelie geeft elke cyclus evenwel een eigen tekst in overeenstemming met de eigen verscheidenheid van iedere evangelist. (Ordo lectionum missae, 102)
De dagen na Hemelvaart: de Pinksternoveen
De Schrift getuigt dat in de negen dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren de apostelen “eensgezind bleven volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders” (Hand. 1, 14), wachtend totdat zij “uit den hoge met kracht toegerust” (Luc. 24, 49) werden. Uit het biddend overwegen van deze heilsgebeurtenis is de pinksternoveen ontstaan als een onder het christenvolk zeer verbreide oefening van godsvrucht. In feite is in het missaal en het getijdengebed, vooral in de vespers, een dergelijke “noveen” reeds aanwezig: bijbel- en gebedsteksten verwijzen op verschillende wijze naar het verwachten van de Vertrooster. Daarom dient men, wanneer dat mogelijk is, de pinksternoveen te laten bestaan in een plechtige vesperviering. Waar deze oplossing niet te verwezenlijken is, dient men ervoor te zorgen dat de pinksternoveen de liturgische thema’s weerspiegelt van de dagen die lopen van Hemelvaart tot de vigilie van Pinksteren. (Directorium over volksvroomheid en liturgie, 155)
De weekdagen na Hemelvaart tot en met de zaterdag vóór Pinksteren zijn een voorbereiding op de komst van de Heilige Geest, de Trooster. (vgl. Algemene normen voor het liturgisch jaar, 25-26).
Het heeft grote vormende waarde om te bidden om de eenheid, gedurende de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren, waarin gebeden wordt dat de heilige Geest de Kerk moge bevestigen in haar eenheid en in de apostoliciteit van haar universele heilsopdracht. [...] De gemeenschappelijke gebedsoefeningen moeten vooral betrekking hebben op het herstel van de eenheid onder de christenen. Het thema van zulk een gezamenlijke viering kan bijvoorbeeld zijn: het mysterie van de kerk en van haar eenheid, het doopsel als sacramentele band van de eenheid, de hernieuwing van het persoonlijke en gemeenschappelijke leven als noodzakelijke weg tot de eenheid. Dit gemeenschappelijk gebed wordt in het bijzonder aanbevolen [...] tijdens de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren. (Oecumenisch Directorium, 1993, nr. 62 en 110).