De acclamatie vóór de evangelielezing
De acclamatie vóór de evangelielezing
Na de lezing die onmiddellijk voorafgaat aan het evangelie, staan allen op en wordt het alleluia of een ander door de rubrieken vastgesteld gezang gezongen, naar gelang de liturgische tijd dit vraagt (IGMR 62, 131 en 212). Het alleluia en het vers vóór het evangelie dienen te worden gezongen, maar zó, dat niet alleen de cantor die inzet, of ook het zangkoor, maar het gehele volk eensgezind samen zingt. (OLM 23)
Een dergelijke acclamatie vormt een ritus of een op zichzelf staande handeling waarmee de samengekomen gelovigen de Heer die in het evangelie tot hen zal spreken, ontvangen, begroeten en hun geloof in gezang belijden. Het wordt door allen staande gezongen onder leiding van koor of cantor, en het wordt eventueel herhaald; het vers wordt echter door het koor of door de cantor gezongen. (IGMR 62).
a) Buiten de veertigdagentijd wordt het alleluia altijd gezongen. De verzen worden genomen uit het lectionarium of uit het Graduale. (IGMR 62).
b) In de veertigdagentijd wordt in plaats van het alleluia het vers voor het evangelie gezongen, zoals dat staat in het lectionarium. Ook kan een andere psalm gezongen worden of een tractus, zoals te vinden is in het Graduale (IGMR 62). Voor de veertigdagentijd - wanneer het alleluia niet wordt gezegd - geeft de ‘Ordo lectionum missae’ (OLM 91 en 223) een achttal aantal tot Christus gerichte acclamaties, die men naar voorkeur kan gebruiken vóór en na het evangelievers: 1) ‘Eer en lof zij U, Christus’, 2) ‘Eer aan U, Christus, Wijsheid van God de Vader’, 3) ‘Eer aan U, Christus, Woord van God’, 4) ‘Eer aan U, Zoon van de levende God’, 5) ‘Lof en eer zij U, Heer Jezus’, 6) ‘Lof zij U, Christus, Koning van de eeuwige heerlijkheid’, 7) ‘Groot en wonderbaar zijn uw werken, Heer’, en 8) ‘Van U is het heil en de heerlijkheid en de kracht, Heer Jezus Christus’ (vgl. Liturgische Documentatie, dl. IV, p. 72).
Bij slechts één lezing voorafgaand aan evangelie:
Wanneer er slechts één lezing vóór het evangelie plaats heeft, kan men:
a) in de tijd waarin het alleluia gezegd moet worden, óf de alleluia-psalm nemen óf de psalm en het alleluia met zijn vers;
b) in de tijd waarin het alleluia niet gezegd mag worden, ofwel de psalm en het vers vóór het evangelie óf alleen de psalm nemen;
c) het alleluia óf het vers vóór het evangelie weglaten, als ze niet worden gezongen. (IGMR 63)
Het alleluia-vers of het andere gezang kan ook voorgelezen worden door de dienaar die de eerste met antwoordpsalm en ook eventueel de tweede lezing voorgelezen worden, (IGMR 261)
Alleluia vóór de sequentie:
Wanneer de sequentie wordt gezongen op de daarvoor voorziene dagen, wordt de sequentie gezongen voorafgaand aan het alleluia. (IGMR 64)
Acclamatie volgens plaatselijk gebruik na het evangelie?
De eigen acclamatie na het evangelie is de oproep ‘Woord van de Heer’, waarop allen antwoorden ‘Lof zij U, Christus’. Volgens vroegere edities van de Institutio Generalis van het Romeins missaal kon na het evangelie weliswaar een acclamatie volgen overeenkomstig het gebruik van de streek (IGMR, 1970/1975, nr. 95), maar deze mogelijkheid is niet meer gegeven in de edities van 2002 en 2008 (IGMR 2002/2008, nr. 134; vgl. Klein Missaal, p. 36-37). Evenmin voorzien de liturgische boeken in de mogelijkheid om het alleluia te herhalen na de lezing van het evangelie; het alleluia heeft immers de betekenis van een welkomsgroet tegenover Christus die in het evangelie tot de geloofsgemeenschap gaat spreken (IGMR 62). De eigen tot Christus gerichte acclamatie na de evangelielezing luidt dan ook: "Woord van de Heer' - "Lof zij U, Christus".