Gezang bij en na het communiceren
De liturgische boeken maken onderscheid tussen het gezang tijdens het communiceren en het gezang na de communie.
Het gezang bij de communie
Het gezang bij de communie is geen op zichzelf staande ritus of handeling, maar begeleidt de ritus van het communiceren (IGMR 37b).
Terwijl de priester het heilig Sacrament nuttigt, wordt het gezang bij de communie ingezet (IGMR 86, 159). Dit gezang heeft tot doel 1) de geestelijke vereniging van de communicerenden uit te drukken door de eenheid van stemmen, 2) te getuigen van de vreugde van het hart en 3) het "gemeenschapskarakter" van de processie bij het ontvangen van de Eucharistie beter in het licht te plaatsen.
Dit gezang duurt voort, zolang aan de gelovigen het Sacrament wordt uitgereikt. Als er echter na de communie een hymne gezongen wordt, dan dient men tijdig met het gezang bij de communie op te houden (IGMR 86). Er dient voor gezorgd te worden dat ook de zangers op gepaste wijze te communie kunnen gaan (IGMR 86; Ordo cantus missae, Praen. 17).
Als gezang bij de communie kan men óf de antifoon uit het Romeins graduale gebruiken (met of zonder psalm) óf de antifoon met psalm uit het graduale simplex, of een ander geschikt gezang, dat door de bisschoppenconferentie is goedgekeurd. Het is de taak van de bisschoppenconferenties aanpassingen vast te stellen met betrekking tot de teksten voor de gezangen bij de intrede, bij het aanbieden van de gaven en bij de communie die in het missaal zijn aangegeven, en deze door de Apostolische Stoel te laten goedkeuren (IGMR 390; Liturgiam authenticam 108). Het is niet voldoende dat dit een “eucharistisch” gezang is, maar het dient overeen te stemmen met het betreffende deel van de mis, met het feest of met de liturgische tijd (Musicam sacram 36)
Het wordt of door het koor alleen gezongen, of door het koor dan wel de cantor samen met het volk. (IGMR 87)
Als er echter bij de communie niet gezongen wordt, kan de antifoon die in het missaal staat, worden gezegd hetzij door de gelovigen, hetzij door enkelen van hen of door de lector of anders door de priester zelf, nadat hijzelf gecommuniceerd heeft en voordat hij de communie uitdeelt aan de dienaar en aan de gelovigen (IGMR 87, 198 en 269).
Als de communie uitgereikt is, bidden de priester en de gelovigen eventueel enige tijd in stilte. Ook kan, als men hieraan de voorkeur geeft, heel de vergadering een psalm of een andere lofzang of een hymne zingen (IGMR 87 en 164).
Het is niet voldoende dat dit een “eucharistisch” gezang is, maar het dient overeen te stemmen met het betreffende deel van de mis, met het feest of met de liturgische tijd (Musicam sacram 36)
Het gezang na de communie
Het gezang na de communie is in tegenstelling tot het gezang bij de communie een op zichzelf staande ritus of handeling (IGMR 37): na het uitreiken van de communie kan heel de vergadering een psalm of een andere lofzang of een hymne zingen (IGMR 88). Als dat gebeurt, dan dient men tijdig met het gezang bij de communie op te houden (IGMR 86).
Het gezang na de communie heeft de kenmerken van een dankzegging, waarin allen de heerlijkheid van God en zijn barmhartigheid belijden. Dit kan gebeuren met een psalm (bijv. psalm 100 (99), 113 (112), 118 (117), 136 (135), 147B (147), 150), met een hymne of een lofzang (bijv. het Magnificat), of met een litanie (gericht tot Christus, die in de heilige Eucharistie aanwezig is) (vgl. Directorium de celebrationibus dominicalibus, Christi Ecclesia, 45 en 48). In de slotmis van een provinciaal concilie of een diocesane synode wordt de dankhymne “Te Deum” gezongen voorafgaand aan het gebed na de communie (Caeremoniale episcoporum, 1175).