De antwoordpsalm
Na de eerste lezing volgt de antwoordpsalm, die een integraal deel is van de liturgie van het woord en die van groot liturgisch en pastoraal belang is, omdat zij de overweging van het woord van God bevordert. De antwoordpsalm dient een antwoord te zijn op elke lezing afzonderlijk en gewoonlijk uit het lectionarium genomen te worden (IGMR 61), en behoort tot de liturgische gezangen die een ritus of handeling op zichzelf vormen (IGMR 37).
Gewoonlijk dient men de psalm te nemen die aan de lezing is toebedeeld, tenzij het gaat om lezingen voor het gemeenschappelijke van de heiligen, rituele missen, missen voor verschillende noden, votiefmissen en missen voor overledenen, waarbij de keuze wordt toevertrouwd aan de celebrerende priester zelf, die moet uitgaan van het principe van het pastoraal nut voor de aanwezigen. (OLM 89).
Het verdient de voorkeur dat de antwoordpsalm gezongen wordt voorgedragen, minstens het antwoord van het volk. De psalmist of cantor van de psalm draagt de psalmverzen voor vanaf de ambo of op een andere geschikte plaats, terwijl de gehele vergadering gezeten is en luistert, ja zelfs gewoonlijk deelneemt door middel van het antwoord, tenzij de psalm rechtstreeks wordt voorgedragen d.w.z. zonder antwoord. Opdat het volk de antwoordpsalm gemakkelijker kan uitspreken, zijn er enkele antwoord- en psalmteksten voor de verschillende tijden van het jaar of voor de verschillende groepen van heiligen uitgekozen, die, als de psalm gezongen wordt, gebruikt kunnen worden in plaats van de tekst die bij de lezing hoort. Indien de psalm niet gezongen kan worden, wordt zij op een geschikte wijze gebeden om de overweging van het woord van God te bevorderen. (IGMR 61; vgl. OLM 89). [zie Liturgische Documentatie, dl. IV, p. 68-71; zie voor toonzettingen: Laus Deo 419-443]
In plaats van de psalm die in het lectionarium aangegeven staat, kan men ook het responsorium uit het Romeins graduale zingen of de antwoord- of alleluia-psalm uit het Graduale simplex, zoals zij in die boeken staan afgedrukt. (IGMR 61).
Bij afwezigheid van een psalmist kan de lector van de lezingen die voorafgaan aan het evangelie, ook de antwoordpsalm na de eerste lezing voordragen (IGMR 196); dit gebeurt vanaf de ambo (IGMR 309).
Het is niet toegestaan de lezingen en de antwoordpsalm, die het woord van God bevatten, te vervangen door andere niet-bijbelse teksten (IGMR 57; Redemptionis sacramentum 62); “Wij wijzen erop dat ook de antwoordpsalm het Woord van God is waarmee wij antwoorden op de stem van de Heer, en dat deze daarom niet mag worden vervangen door andere teksten” (Paus Benedictus XVI, Verbum Domini, nr. 69).