Een slotlied of gezang bij de uittocht?
De instructie ‘Musicam sacram’ van 1967 (nr. 36) maakte gewag van een gezang aan het einde van de mis. Het orgel kan de zang dan begeleiden, maar kan op het eind van de mis ook zelfstanding zonder zang bespeeld worden (Musicam sacram 65). In de liturgische boeken volgens de liturgieherziening van Vaticanum II wordt sinds 1968 een slotlied menigmaal vermeld buiten de eucharistie aan het einde van een liturgische plechtigheid waarin geen wegzending van de gelovigen is voorzien.
Toch vermelden de herziene edities van het Romeins Missaal (van 1970 tot 2008) geen enkele keer aan het einde van de mis het slotlied, resp. een begeleidend lied bij de uittocht, tenzij er een volgende liturgische ritus op volgt. Zo wordt aan het einde van de uitvaartmis weliswaar een gezang gezongen, maar dit vormt een begeleidend lied bij de processie na de laatste aanbeveling; zulke uitvaartmis kent overigens geen wegzendingsformule.
Ook bij de bediening van sacramenten in rituele missen (bij doopsel, vormsel, wijding, huwelijk) of bij religieuze professie of kerkwijding komt in de liturgische boeken volgens de liturgieherziening van Vaticaum II geen slotlied na de zegen en wegzending voor; een uitzondering lijkt te zijn wanneer de mis met een ziekenzalving plaats gevonden heeft te midden van een grote menigte gelovigen (Ordo unctionis infirmorum, nr. 91-92).
Een slotlied wordt wel gezongen in de liturgie van de zegeningen, maar alleen, wanneer de zegening plaatsvindt buiten de eucharistieviering (De benedictionibus, 1981, passim). Ook de dankhymne 'Te Deum', die vroeger bij bijzondere gelegenheden werd gezongen aansluitend bij de eucharistie, vindt volgens het huidige ‘Caeremoniale episcoporum’ b.g.v. de slotmis van een provinciaal concilie of een synode niet plaats na de wegzending, maar voorafgaand aan het gebed na de communie (Caeremoniale episcoporum, 1175).
Op de vraag of bij de wegzending van de gelovigen aan het eind van de mis orgelspel beter op zijn plaats is dan een gezang door sommige gelovigen, verwees het tijdschrift van de Congregatie voor de Eredienst in 1972 naar het standpunt, dat een slotlied als lofzang na de wegzending van de gelovigen weliswaar noch voorzien, noch expliciet verboden is, maar dat het meer in overeenstemming is met de liturgische richtlijnen dat na de wegzending de gelovigen ook daadwerkelijk kunnen heengaan. Eventueel kan daarbij in beperkte mate orgelspel plaatsvinden (vgl. De cantu in fine missae, - Notitiae, 8 (1972), 303-304).