Het gebruik van muziekinstrumenten in de eucharistie
Het doel van muziek en van het gebruik van muziekinstrumenten in de eucharistie bestaat er natuurlijk niet in om de tijd “op te vullen”, maar wel – zoals de Institutio Generalis Missalis Romani, 2008 (nr. 22) het omschrijft – opdat alle aanwezige gelovigen “de werkelijke betekenis van de riten en liturgische teksten steeds dieper begrijpen en zo komen tot een actieve en vruchtbare viering van de Eucharistie.”
Wat het gebruik van muziekinstrumenten betreft, zegt dezelfde inleiding (nr. 313):
“Het orgel en de andere wettelijk goedgekeurde muziekinstrumenten dienen zich te bevinden op een geschikte plaats, opdat ze zowel het zangkoor als het zingende volk tot steun kunnen zijn en – als ze alleen bespeeld worden – gemakkelijk door allen gehoord kunnen worden. […] Tijdens de advent worden het orgel en de andere muziekinstrumenten zo sober bespeeld dat het overeenkomt met het karakter van deze tijd en niet vooruitloopt op de volle vreugde van de Geboorte van de Heer. Tijdens de veertigdagentijd is het geluid van het orgel en van andere muziekinstrumenten alleen toegestaan ter ondersteuning van de zang. Uitgezonderd worden evenwel zondag Laetare (de vierde zondag in de veertigdagentijd), de hoogfeesten en de feesten.”
De uit te voeren muziek dient religieus geïnspireerd te zijn en niet gecomponeerd om uitgevoerd te worden in een bepaalde profane context (De concentibus in ecclesiis, 8).
Wat het gebruik van specifieke muziekinstrumenten betreft: hierover is geen bepaling uitgevaardigd door de Nederlandse bisschoppenconferentie. Van belang in dit geval is wat de derde instructie voor de uitvoering van de constitutie over de liturgie (Liturgicae instaurationes, 3c) bepaalde:
“Hoewel de Kerk geen enkel muziekgenre uit de liturgieviering weert, kan toch niet elke muziek, elk gezang en elk instrument in dezelfde mate geschikt worden geacht om het gebed te voeden en het Christus-geheim tot uitdrukking te brengen. De taak ervan is ondergeschikt aan de viering van de eredienst; daarom is het noodzakelijk, dat ze van heilige en goede vorm zijn, aan de geest van de liturgieviering en aan het eigen karakter van de delen ervan beantwoorden, geen beletsel vormen voor de actieve deelneming van heel de gemeenschap en aandacht en geestdrift op de gewijde handelingen richten. De praktische uitvoering hiervan komt aan de bisschoppenconferenties toe ofwel – wanneer er geen algemene richtlijnen bestaan – aan elke bisschop afzonderlijk in zijn eigen bisdom. Bovendien moeten de muziekinstrumenten met alle zorg worden uitgezocht: ze moeten beperkt in aantal blijven, met de plaatselijke situatie en de mentaliteit van de gemeenschap in overeenstemming zijn, de religiositeit bevorderen en niet al teveel lawaai maken.”
Met betrekking tot het ogenblik van de uitvoering van solo-spel van een voor de liturgie goedgekeurd muziekinstrument bepaalde de instructie Musicam sacram (nr. 65): “Solo-spel mag worden uitgevoerd bij het begin vóór de komst van de priester aan het altaar, bij de offerande, bij de communie en aan het einde van de mis”.