De voorbede: gebed van de gelovigen of universeel gebed
Aan het einde van de Liturgie van het Woord wordt het gebed van de gelovigen uitgesproken, dat ook “het universele gebed” wordt genoemd of de voorbede. Dit gebed begint met een gebedsoproep door de priester, gevolgd door een aantal specifieke intenties die worden voorgedragen door de diaken of een andere geschikte bedienaar; de intenties hebben doorgaans betrekking op een viertal thematieken in de gebruikelijke volgorde:
1. de noden van de Kerk,
2. overheidspersonen en het heil van heel de wereld,
3. degenen die onder allerlei noden gebukt gaan en
4. de plaatselijke gemeenschap.
Bij deze laatste intentie wordt in het algemeen gebeden voor de intenties van de gemeenschap, waarbij men zelf een specifieke intentie kan invoegen; ook wordt gebeden voor de overleden gelovigen, waarbij men zelf de namen van bepaalde overledenen kan vermelden.
Elke afzonderlijke intentie eindigt met de gebruikelijke gebeds-oproep en acclamatie, zoals aangegeven in de liturgische boeken. De intenties die worden voorgedragen dienen sober en beknopt te zijn samengesteld en een uitdrukking te zijn van het smeekgebed van heel de gemeenschap. Terwijl de priester dit gebed leidt vanaf zijn zetel, worden de intenties door een diaken of andere geschikte bedienaar voorgedragen vanaf de ambo of op een andere geschikte plaats. Op elke intentie antwoordt de gelovige gemeenschap met een acclamatie of door een stil gebed. Aan het eind van deze intenties spreekt de priester het afsluitende gebed uit (vgl. Algemeen Statuut van het Romeins Missaal, nr. 69-71).
Het is kenmerkend voor dit gebed aan het einde van de Liturgie van het Woord, dat “de gemeenschap in zekere zin antwoordt op het Woord van God dat zij heeft ontvangen” in de voorafgaande lezingen van de Schrift (“Eucharistiae participationem”, nr. 16). “In het universele gebed bidt de samenkomst van de gelovigen in het licht van het Woord van God waarop zij in zekere zin antwoordt” (“Ordo Lectionum Missae”, 1981, Praenotanda, nr. 30). Tegen deze achtergrond is het te verkiezen, dat het gebed van de gelovigen inhoudelijk aansluit bij de verkondigde Schriftlezingen; dit geldt zowel voor de afzonderlijke intenties, als ook voor het slotgebed van de priester. Op deze wijze komt een harmonisch geheel tot stand in de Liturgie van het Woord. Daarom is de meest geschikte plaats voor een oratie die geïnspireerd is op de Bijbellezingen van de dag, niet zozeer het openings- of collectagebed, maar vooral het slotgebed van de Liturgie van het Woord. Zoals het collectagebed de openingsriten afsluit, en het gebed na de communie de communieritus, zo sluit bij het voorbede-gebed de slotoratie die een samenvattende functie heeft, de gehele Liturgie van het Woord af.
In het boek Verbum Domini. Liturgische teksten vanuit de Schriftlezingen van de Eucharistie op de dag van de Heer. Jaar A – B - C (NRL-uitgave, Den Bosch, 2014, 400 blz.) is deze slotoratie dan ook telkens geformuleerd op basis van de lezingen van de betreffende dag.